Ach vaderlief, toe drink niet meer
Herbergen, tapperijen en cafés Ze zijn er altijd geweest door de eeuwen heen. We zien ze op schilderijen en tekeningen.
Vooral in de negentiende eeuw wemelde het van de kroegen en herbergen. Het was er gezellig, en vaak rumoerig. Men ontmoette elkaar aan de tap of ze zaten te kaarten. Maar ook werd er gevochten. De kroeg was het trefpunt voor mannen . Nette vrouwen kwamen er bijna niet of het moest al zijn dat ze hun aangeschoten man mee naar huis te sleuren.
Tot 1850 was bier en drank soms gezonder dan water uit de pomp. Water was de veroorzaker van de cholera-epidemie. Vanaf 1860 begon de industrie massaal jenever te stoken uit aardappels. De sterke drank werd betaalbaar voor de arbeidersklasse. De verkoop vond plaats in dranklokalen waar ook het loon werd uitbetaald. In de cafés werd onbeperkt getapt. In Nederland werd onvoorstelbaar veel gedronken. Het was een sociaal probleem: van het toch al karige loon dat in de beurs van de huisvrouw hoorde belandde een te groot deel in de geldla van de kroegbaas. Dronken mannen hoorden tot het straatbeeld. In 1880 was de consumptie van sterke drank bijna 10 liter per hoofd van de bevolking.
Van twee kanten werd er ingegrepen. Door particulieren en door de Regering.
Lang was de Vereniging tot afschaffing van Sterke drank, opgericht in 1842, actief. "Ach vader, niet meer. (ach werd 8)
Ook de overheid kon het drankprobleem niet langer negeren.
De eerste drankwet kwam er in 1881. Hierin werd het aantal kroegen geregeld , er moest een vergunning zijn en er kwam een verbod op de verkoop aan kinderen.
In 1904 werd de wet aangepast. Er kwam verlof A en B . Zwakalcoholische dranken en sterke drank.
De drankbestrijding wordt een volks beweging . Geheelonthouding, de blauwe knoop, staat hoog in het vaandel. De moraal van deze tijd komt tot uiting in de slogan: "Denkende arbeiders drinken niet en drinkende arbeiders denken niet"
De drankconsumptie daalt. In 1909 8 pure alcohol p.p. en in 1937 was dit 2.3 liter p.p.
De laatste aanpassingen van de drankwet waren in 1931 en 1964.
In de naoorlogse tijd tot nu is het gebruik van alcohol weer toegenomen. Dat heeft te maken met de welvaart. Er is meer geld. We zitten al weer op 8 liter pure alcohol per hoofd van de bevolking.
Nederland zit in Europa in de middenmoot. In Luxemburg drinken ze het meest, in Zweden het minst.
(verschrikkelijk duur) In veel landen neemt het alcoholgebruik toe, in Nederland daalt het. Wij zijn matige drinkers.
Waarom moest de overheid ingrijpen? Dat was ter bescherming van het gezin en van de maatschappij, en de volksgezondheid.
Een ander belangrijk moment in dezen was de opkomst van de betaling van het weekloon. Toen dat per bank en giro ging ipv in het loonzakje, was de gang naar de kroeg na de werkweek over.
In Tolbert waren heel wat adressen waar je een borrel kon kopen. Dankzij het bewonersonderzoek
waarbij ook het beroep wordt vermeld, kwamen we allerlei benamingen tegen : kastelein, kasteleinsche , herbergier, tapper, tappersche. Niet altijd kon Tiny Boetje, die alles op papier heeft bij een tapper of kroegbaas het juiste adres vinden. Er waren naast de bekende cafés en kroegen ook een groot aantal stille knippen, waar men illegaal tapte. Er waren twee bekende kroegen op het Kret, maar in het veen werd op meerdere plaatsen jenever gestookt en geschonken. Ook in het dorp zelf was dit het geval.
Ach Vader, niet meer..............
De drank heeft heel veel leed gebracht in vroeger tijden, maar ook veel gezelligheid. En daardoor bleven de cafés hun klandizie houden.