Uit de krant
Een bericht uit het Nieuwsblad van het Noorden van zaterdag 28 maart 1896
Wat er gisteren op de rechtbank gebeurde:
Huisvredebreuk
Andries Jenne B. en Wilhelmus Johannes H. van Tolbert, zoowat op lotelingen - leeftijd, geven enigszins den indruk, zich ongeveer heer en meester van het dorp te wanen. Ze hadden schuldig gemaakt aan straatschenderij en leefden in de verbeelding, dat het hoofd der school, de heer Boonstra, de politie had bewerkt, hen deswege te verbaliseren.
Dat zouden ze den meester eens afleeren. Op den 27 februari naar zijn huis toe en dadelijk de gang in. Om eerst aan te bellen, daar hadden ze dien dag geen kop voor. Uit de gang in de kamer en daar op hun poot gespeeld, gevloekt en imponeerend met de vuist op tafel geslagen. Bij dit - en - bij dat, als ze proces verbaal kregen om die straatschenderij, dan zouden ze den meester wel krijgen. Zeer begrijpelijk dat de meester hen gelastte, er uit te gaan, maar daar waren ze niet van thuis. H. zei, dat ze zouden gaan, als het hun paste.
De vrouw van den heer B. en Geeske d. B. bevestigen de verklaring van het hoofd der school. Beklaagden beweren dat de deur op een kier had gestaan, daarom hadden ze niet gebeld en in de kamer hadden ze zich 'heel' fatsoenlijk gedragen. En dat meester had gezegd, meer dan eens nog wel, dat ze eruit moesten gaan, hadden ze 'nooit gehoord'.
Het O.M. eischt tegen ieder 1 maand gevangenisstraf.