De natuurramp van 1948
In de vroege ochtend van zaterdag 12 juni 1948 woedde een hevig noodweer, waardoor ongeveer 200 boeren, tuinders en landarbeiders hun hele oogst in een klap verlogen zagen gaan. Verschillende woningen gingen geheel of gedeeltelijk verloren. De zware onweersbui ging gepaard met veel regen en ongekend grote hagelstenen.
Hij trok van noordwest naar zuidoost, globaal van Grootegast naar Diepswal. Binnen een half uurtje hadden de ijsbuien en windhozen met name tussen Boerakker en Tolbert erg veel vernielingen aangericht. Landbouwproducten werden vernield, waardoor de oogst vrijwel geheel verloren ging. Veel bomen werden ontbladerd. Ook veel boerderijen en burgerwoningen kregen het zwaar te verduren. Een aantal was rijp voor de sloop.
Al snel na de ramp kwamen hulpacties op gang onder burgemeester Mr. W.J.Ph. Waning. De provincie kwam met f80.000,- en het dorp Tolberbracht zelf f5.600,-, de Boerenleenbanken van Leek en Marum en de Centrale Raiffeisenbank in Utrecht doneerden samen f8.000,-, en samen met de schenkingen van particulieren bedroeg de uiteindelijke opbrengst maar liefst f200.000,-. Daarnaast kwamen er nog veel goederen in natura binnen. De uiteindelijke schade werd geraamd op f280.000,-. Een speciaal ingestelde commissie bepaalde de uitkering van de schadegelden, waarbij vooral rekening werd gehouden met de draagkracht van de betrokkenen; er moest daarvoor eerst onderzoek gedaan worden naar de sociale en economische omstandigheden van de slachtoffers.
Uit: Oud Nieuws, jr. 4, nummer 6, 1998