Zuiderweg 7-9
Artikelindex
1915
Het huis is waarschijnlijk gebouwd in 1886 door Albert Barkhuis en zijn vrouw Aaltje Heddes Cazemier.
In 1920 werd het eigendom van Barbara Barkhuis (1868), die er gewoond heeft tot 1939 en er daarna een dubbele woning van maakte, die ze verhuurde aan verschillende families. In nr 7 heeft Berend Groeneveld, koster van de Hervormde Kerk in Tolbert, gewoond met zijn gezin, daarna de families Hylkema enWillem Dijkstra.
Lammert Oldenburger heeft van 1945 tot 1949 op nummer 9 gewoond.
In 1949 werd het huis gekocht door Jacob Otter.
Van 1949 tot 1963 woonden Jacob Otter sr. en zijn vrouw Jantje Pops op nr 7 en Jacob jr. (1923) getrouwd in juli 1948 met Jacoba Scheeringa (1928) op nr 9. (tot 2004) De kinderen van het echtpaar zoon Jacob (1949) en dochter Ietje (1953) zijn in dit huis geboren.
Sinds 2004 zijn Geert Posthumus en zijn vrouw Aafke Copinga eigenaars en bewoners van het huis.
Van Boer tot Boderijder
Jacob Otter (1899-1993) huurde een boerderijtje aan de Traansterwijk onder Midwolde van zijn vader, maar door de angst dat het vee door de Duitsers in beslag zou worden genomen verging hem het plezier in boeren.
Het was geen groot bedrijf, in de herfst ging hij naar de Suikerfabriek Vierverlaten voor seizoenarbeid.
Door bemiddeling van Jan Venema uit Tolbert nam Otter in 1942 de bodedienst van de Gebr. Prins te Boerakker over, tegen een geschat jaarinkomen van een boderijder. Bij de overname waren het paard en de wagen inbegrepen.
De eerste winter was erg streng met veel sneeuwval, terwijl de dorpen afgelegen lagen, zoals Boerakker, Lucaswolde, Noordwijk en Opende. De boderit ging ook
over de Pasop, Enumatil en Den Horn.
De familie
Vader, Moeder, zoon Jacob (1923), dochters Jantje (1924) en Henny (1939) Otter, verhuisden van de Traansterwijk naar Tolbert, en begonnen het boderijdersbedrijf in het voormalige café De Unie, naast garage Smidts
Een advertentie uit het blad de boderijder:
De oorlogsjaren
Tijdens de periode dat zoon Jacob moest onderduiken, nam dochter Jantje Otter zijn werk over. Zij ging samen met haar vader naar de stad en nam haar fiets mee voor het rondbrengen van pakjes en het ophalen van de bestellingen..
De nieuwe tijd
In 1948 is Otter begonnen met het vervoer per auto, dat was een Engelse Ford Theems. Jacob jr. leerde het autorijden van Pebe Smidts
In juni 1948 was ook de verhuizing naar de Zuiderweg. Smidts ging uitbreiden en het pand dat in gebruik was bij de familie Otter en eigendom van Smidts. wilde men bij het garagebedrijf trekken en verbouwen tot werkplaats.
In 1958 werd de bodedienst van collega Noordhuis gekocht, zodat het bedrijf fors uitbreidde en Fokke Haan, in 1953 getrouwd met Jantje Otter, het bedrijf kwam versterken. Dat was nodig omdat de zaak fors gegroeid was met de klanten van Boderijder Noordhuis erbij.
Haan werkte eerst op een scheepswerf en daarna drie jaar bij Pebe Smidts in de garage.
In november 1972 is Jacob Otter gestopt met zijn bedrijf en heeft het in zijn geheel overgedaan aan de firma Homan te Leek.
1986 zuiderweg 7-9
Kort overzicht van het vervoer in de provincie Groningen door de jaren heen.
Van de snik (in het Westerkwartier beter bekend als trekschuit) en de postwagen, via hondenkar, bodekar en bodewagen naar de moderne lijndienst.
Ongeveer 1850 was er de snik "De Bol", die vijf dagen in de week zeilde van Leek, Nietap en Roden, naar zijn ligplaats voor de Slingerij, buiten de A-poort.
Dit vervoer van goederen en reizigers stelde in die tijd nog niet veel voor.
Omstreeks 1900 waren de tijden aan het veranderen, er kwamen motorboten. Ook in Tolbert, nadat in 1906 de Tolbertervaart was gegraven. Voor de beurtvaart was de bloeiperiode van 1914 tot 1922, maar tijdens de crisis tijd van de dertiger jaren moesten veel beurtschippers het loodje leggen.
Over de weg was er ook al vervoer, eerst door middel van hondenkarren, die soms door vier honden werden getrokken: een hard leven! Daarna verschenen de bodekarren, dat waren kapwagens met paarden ervoor.
Overzicht boderijders
1913 - 132 boderijders, die allemaal een bodedienst op Groningen hadden.
1922 - 132 bodekarren op Groningen en 17 bodewagens, meest oude T-Fords, tegen 3 hondenkarren.
In 1930 was de hondenkar uit het straatbeeld verdwenen en waren er nog 40 bodekarren tegen 246 bodewagens, T-Fords, A-Fords of chevrolets
De vismarkt in Groningen stond in 1928 vol bodewagens, maar op 2 augustus 1940 zijn de standplaatsen van de boderijders van de Vismarkt, de Grote Markt, het
Damsterdiep en het Zuiderdiep verplaatst naar de Bloemsingel.
Boderijder Otter, had toen standplaats E 281
In het overzicht van 1935 van de bodediensten, reed A. Noordhuis op Tolbert en J. Homan op Leek. Tevens was er de bodedienst Gebr. Prins uit Boerakker, die allen hun standplaats hadden op de Vismarkt in Groningen
Bronnen:
- Met de Boderijder naar Groningen; De geschiedenis van de Bodediensten - 1987
- Almanak van Hazelhoff
- Interview fam. Otter
- Foto's Dorpsarchief